ESG dwingt bedrijven naar een fundamentele transitie
Dit artikel is het resultaat van een samenwerking tussen Eric Van den Broele en Hind Salhane.
Redundantie of de schokbestendigheid van bedrijven is niet uitsluitend gekoppeld aan de coronacrisis. Over de essentie die achter de redenering zit, kon u lezen in het openingsartikel van deze reeks over redundantie. In het tweede deel gingen we dieper in op de verschillende schokken waarmee we geconfronteerd worden. Het ging dan voornamelijk om negatieve schokken, al zijn er ook schokken die het gevolg zijn van een transitie. Denk maar aan de Europese Green Deal, die op korte termijn een aantal directe gevolgen zal hebben voor bedrijven.
Schokken in het kader van transitie
De Europese ‘Green Deal’ is zeer actueel en zal de komende jaren met prioriteit op de agenda blijven staan. De lidstaten hebben er zich immers toe verbonden om tegen 2030 de uitstoot van broeikasgassen met 55% te verminderen ten opzichte van 1990. Tegen uiterlijk 2050 wil de EU klimaatneutraal zijn. De transformatie moet zorgen voor een Europese samenleving en een economie, die bovendien kosteneffectief, eerlijk en sociaal evenwichtig is. Dat de ambitieuze doelstellingen een fundamentele transitie inluiden, staat buiten kijf. De initiatieven rond klimaat, milieu, energie, vervoer, industrie, landbouw en duurzame financiering hebben in ieder geval een directe impact op het bedrijfsleven tussen nu en minder dan 10 jaar. Bedrijven lijken zich daar nog niet helemaal van bewust te zijn, maar ze staan daarbij voor een drastische keuze: meegaan met de veranderingen of verdwijnen.
De interpretatie van ESG
In dat kader heeft ESG de laatste tijd enorm aan belang gewonnen, al zijn de meeste bedrijven er nog niet meteen mee bezig. Laat staan dat ze al weten wat ESG voor hen betekent. ESG, dat staat voor environmental, social en governance (of ecologie, samenleving en deugdelijk bestuur), is nochtans niet nieuw. ESG stak in de jaren 60 al de kop op toen een aantal organisaties ethische filters invoerden om bedrijven aan te duiden die niet aan de morele waarden voldeden. Bedrijven actief in onder andere de alcohol-, tabak- en wapenindustrie werden vervolgens geweerd uit de beleggingsportefeuille. Door de jaren heen gingen ook gedragingen en schendingen van internationaal aanvaarde normen en standaarden deel uitmaken van die ethische filters.
Meer recent heeft de Europese Centrale Bank ESG op het voorplan geplaatst. De ECB eist immers van alle banken dat ze vanaf april 2022 rapporteren in hoeverre hun grote klanten – lees: de grote bedrijven waar ze geld aan lenen – evolueren naar ESG-proofness. Vanaf 2024 zal die eis overigens gelden voor alle klanten van de bank, dus ook voor kmo’s. Een ingreep die behoorlijk wat gevolgen heeft.
Gevolgen in het kader van ESG
ESG wordt een norm die niet alleen door banken gebruikt zal worden. Het ligt voor de hand dat bijvoorbeeld ook investeringsmaatschappijen de norm zullen hanteren om te bepalen in welke bedrijven ze zullen investeren. Daarnaast zal al dan niet ESG-proof zijn gevolgen hebben voor bijvoorbeeld de aanvraag van een lening én dus ook op de overlevingskansen van een bedrijf. Uiteindelijk zal blijken dat een bedrijf dat ESG-proof is wellicht gemakkelijker en goedkoper een lening zal kunnen afsluiten.
Maar ook in het kader van creditmanagement zal een bedrijf anders bekeken worden en dus niet louter alleen op kredietwaardigheid. Twee gelijkaardige bedrijven die financieel in dezelfde positie zitten, zullen het verschil maken op vlak van ESG. Ook een creditmanager zal technisch gezien meer vertrouwen hebben in een bedrijf dat ESG-proof is.
Perceptie- en financieringsprobleem
De fundamentele transitie heeft niet alleen een impact op de perceptie die de buitenwereld heeft van een bedrijf. Het imago van 3M met zijn Antwerpse PFOS-verhaal, Volkswagen met zijn dieselschandaal of Shell dat toch niet zo groen bleek te zijn als het beweerde, kreeg in het verleden een flinke deuk. Het is een perceptieprobleem waar weliswaar aan gewerkt kan worden. Maar in de toekomst zullen ze ook met een financieringsprobleem te kampen krijgen. Heel wat van die bedrijven worden verplicht om tussen nu en 2030 een snelle transitie door te voeren. De vraag is hoe ze die wijzigingen zullen financieren.
Zullen ze beroep doen op de banken en worden ze op die manier nog afhankelijker van de buitenwereld? Zullen ze de hulp inroepen van de overheid en onze maatschappij daarmee belasten? Of zullen ze inzien dat schokken – ook al zijn ze weliswaar onvoorspelbaar – toch niet zo uitzonderlijk zijn? Zullen ze beseffen dat schokken elke dag kunnen voorvallen?
Het is dan ook slim dat een bedrijf voorbereid is, zodat het op een autonome en zelfstandige manier kan overleven wanneer een schok zich voordoet. Maatschappelijk bekeken is het bovendien gewenst en veel gunstiger.
ESG en redundantie
Elk bedrijf heeft er dus baat bij om schokbestand of redundant te zijn. Het creëert een gunstige situatie voor het bedrijf zelf, maar ook voor de maatschappij. Hadden onze bedrijven veel schokbestendiger geweest tijdens de aanval van Covid-19, dan had het onze maatschappij veel minder gekost. Ongetwijfeld zouden ook een aantal vervolgschokken – inflatie bijvoorbeeld – minder pertinent zijn. Daarnaast is het voor elk bedrijf ook een manier om snel en gemakkelijk op een nieuwe marktsituatie of een nieuwe maatschappelijke situatie te kunnen inspelen. Het zorgt dus gewoon voor een verbetering van het maatschappelijk weefsel.