Studiedag: "Wanneer dreigt een onderneming in moeilijkheden te geraken?
Terug naar overzicht
blog

Rechtsplegingsvergoeding

Na het geruchtmakende arrest van het Hof van Cassatie van 2 september 2004, kwam het debat over de rechtsplegingsvergoeding (RPV) opnieuw helemaal op gang. Deze RPV beoogt de kosten te dekken van de advocaat t.b.v. de winnende partij.

De wetgever moest een keuze maken: ofwel de kosten van advocaten taxeren volgens vast te leggen barema’s, of, zoals in Duitsland, het stelsel van forfaitaire bedragen aan- passen. Er werd voor dit laatste gekozen. De rechter kan sedert 1 januari 2008 een minimum-, een basis- of een maximum-RPV toepassen.

In de wettekst was reeds voorzien dat bij betaling voordat de zaak op de rol was ingeschreven, er geen vergoeding verschuldigd was en dat bij regeling van de inschrijving op de rol, er slechts ¼ van de basisvergoeding verschuldigd is met een maximum van 1.000 euro.

Met de wet van 22 december 2008, die in werking is getreden op 22 januari 2009, is nu ook de mogelijkheid gecreëerd voor de rechter om van het bedrag af te wijken. Wel moet de rechter dit nog steeds aan de partijen vragen; hij kan niet ambtshalve matigen.

Intussen letten advocaten en partijen goed op. Ten onrechte dagvaarden voor 5.000,01 euro kan een basis-RPV van 900 euro kosten, tenzij men de matiging kan bekomen.

Voorzichtigheid is nog steeds de moeder van de porseleinwinkel.

Gelijkaardige publicaties