Studiedag: "Wanneer dreigt een onderneming in moeilijkheden te geraken?
Terug naar overzicht
blog

Grondlegger van de falingspredictiemodellen in ons land

Al vele jaren interpreteert Graydon de jaarrekeningen van ondernemingen aan de hand van de FiTo®-meter: het derdegeneratiemodel voor de voorspelling van faillissement én succes dat werd ontwikkeld door professor emeritus Hubert Ooghe. Ondanks het feit dat modellen die louter op jaarrekeningen gebaseerd zijn nooit dezelfde sterke performantie bereiken als onze modellen die ook rekening houden met andere elementen en waarnemingen, kunnen we de Fito®-meter zonder enige gêne benoemen als wereldwijd een van de meest performante voorspellende modellen op basis van jaarrekeningen.

De redeneringen die aan de grondslag liggen van die analyse vinden we terug bij prof. dr. Edward Altman, zowat de peetvader van de falingspredictiemodellen. Op 6 juni jongstleden bracht hij een blitzbezoek aan ons land. Dit event werd georganiseerd door de Vlerick Leuven Gent Management School en Febelfin. Uiteraard was ook Graydon Belgium partner in het event.

De Z-score

Zelfs 40 jaar na het lanceren ervan blijft de Z-score van Altman binnen de academische wereld een topreferentie. Ook binnen het brede, vooral internationale zakenleven wordt steevast aan zijn bevindingen gerefereerd. Het trackrecord van die Z-score is zonder meer indrukwekkend, hoewel ondertussen nieuwe, meer verfijnde generaties modellen die aan de hand van jaarrekeningen debacle en succes voorspellen met beduidend kleinere foutenmarges, het daglicht zagen.

In een eerste lezing, bedoeld voor een breed publiek, schetste Altman de evolutie van zijn creditscoremodellen en de toepassingen ervan. Aan de hand van enkele cases toonde hij duidelijk aan hoe weinig een meer traditionele analyse van een jaarrekening (zeg maar: het gewoon bestuderen van klassieke ratio’s) tot correcte conclusies leidt. Zo stelde hij bijvoorbeeld vast dat in vele gevallen – eerder contra-intuïtief – de liquiditeitsratio’s kort voor het faillissement verbeteren in plaats van verzwakken. Vervolgens behandelde hij uitvoerig zijn Z-score die hij zelf bestempelde als “zeker niet het meest performante, maar wel het meest toegepaste vanwege de eenvoud van de formule en het feit dat die door iedereen zonder beperking kan worden gebruikt”. De Z-score werd ontwikkeld op basis van een statistisch proces dat bekend staat als de “Multiple discriminant analyse”, een classificatietechniek die variabelen bepaalt die op consistente wijze het verschil maken tussen bedrijven die naderhand lopend blijven of over de kop gaan. De originele Z-score bood een selectie van vijf variabelen (ratio’s). Het originele model dat zijn toepassingsgebied kende op Amerikaanse beursgenoteerde ondernemingen, voorspelde de mate waarin een bedrijf binnen het jaar failliet zou gaan correct in 95% van de gevallen. Werd het tijdsvenster op 2 jaar gezet, dan bereikte het model een correcte voorspelling in 75% van de cases.

In de loop der jaren introduceerde Altman verschillende variaties op zijn Z-score. Dit heeft niet belet dat zijn eerste modellen nog altijd gelden als het referentiepunt bij uitstek.

Creditratingbureaus over de hekel

Altman, nochtans als professor verbonden aan de New York University, beukte keihard in op de benadering van de meer traditionele ‘American-based’ creditratingbureaus in de stijl van Standard & Poors en Moody’s. Vooreerst toonde hij een duidelijk sterkere performantie aan van de modellen die gebaseerd zijn op de redeneringen die hij ontwikkelde. Verder verweet hij dergelijke bureaus, die zich laten betalen door diegenen die ze beoordelen, partijdigheid. Bovendien stelde hij vast dat de opdrachtgevers-betalers zelf alle baat hebben bij een zo stabiel mogelijke rating. Het gevolg hiervan blijkt in het feit dat de door die bureaus gehanteerde scorings gespeend zijn van enige flexibiliteit, en log en weinig daadkrachtig blijken als het erop aankomt een mogelijk debacle te voorspellen.

Tussen Tuymans en Magritte… Der Untergang des Abendlandes

Altmans tweede betoog die dag vond plaats in een schitterend kader: de boardroom van de Dexia Bank in de Pachecolaan, te midden van de rijkste en meest impressionante privékunstcollectie van ons land. Voor een select publiek van topbankiers en analisten ontwikkelde Altman zijn visie op de macro-economische evolutie, de Europese in het bijzonder. Vertrekkende van de Griekse schuldencrisis was het beeld dat hij schetste er een van indrukwekkende somberheid. Hij hekelde de quasiverplichte uitverkoop van de Griekse kroonjuwelen, hierbij aantonend dat het land elk ‘zelfstandig’ toekomstperspectief wordt ontnomen. Bovendien belichtte hij de nakende val van het Portugese en vervolgens het Spaanse economische bestel. Ook Italië kwam uitgebreid in het vizier. Enig lichtpuntje in het discours: of Italië werkelijk voor de bijl zou gaan, bleef een open vraag. Bovendien voorspelde Altman dat alleen het Italiaanse debacle het einde van het euro-monetair stelsel zou inluiden… er blijft dus hoop.

Ook nu zette Altman de aanval in tegen de grote ratingbureaus, die hij ook in het beoordelen van landen gebrek aan consistentie verweet.

Voor alles stelde hij dat de klassieke parameters die door centrale banken worden gebruikt (bijvoorbeeld bbp) niet de mogelijkheid hebben om de werkelijke gezondheid van een economisch weefsel te bepalen; het zijn vaststellers, geen voorspellers. Voor Altman moet de waarde van een economie in eerste instantie gemeten worden aan de hand van de sterkte of zwakte van de kmo-bedrijven… en kunnen dus de Graydon-databanken fundamentele sleutelindicaties leveren. Altman gaf alvast een voorzet en suggereerde met nadruk een samenwerking ter zake. Het hoeft geen betoog dat met die laatste uitspraken de twee Graydon-mensen die de uiteenzetting volgden met heel wat stof tot nadenken huiswaarts keerden.

Gelijkaardige publicaties